Hoe wordt rosé gemaakt? Is rosé nu gewoon witte en rode wijn bij elkaar of is het toch een apart proces en mag je een witte wijn mengen met een rode wijn?
Rosé. Wie lust dat niet. Rosé is vaak een heerlijke zomerse wijn waar je niet veel over na hoeft te denken. Rosé is gewoon lekker. Rosé is met vrienden op een terras of met familie in de tuin. Rosé kan je gewoon niet omheen. Maar wat is rosé eigenlijk en hoe wordt rosé gemaakt? Heel soms is rosé gewoon een mengsel van rode wijn met witte wijn, maar vaak is dat niet zo.
Rosé is vaak een zomerse wijn
Rosé is vaak een zomerse wijn, maar toch ook niet altijd. Er bestaan droge rosé wijnen, halfzoete rosé wijnen en ook zoete rosé wijnen. Vaak wordt dat aangegeven op het etiket, op het etiket aan de achterzijde van de wijnfles. Rosé wordt op verschillende manieren gemaakt. Eigenlijk wordt rosé op dezelfde wijze gemaakt als rode wijn, maar uiteraard zijn er uitzonderingen.
Gistingstanks zorgen dat druivensap wijn wordt
De manier om rosé te maken is eigenlijk heel simpel. De druiven komen van de wijngaard en worden van de steel ontdaan, daarna gaan ze in de gistingstank in totdat de gewenste kleur is bereikt. Denk aan 1 á 2 uur tot maximaal zo′n 48 uur. In het algemeen is het dan: hoe langer het sap in contact is met de schilletjes, hoe donkerder de kleur van de rosé dan is.
Daarnaast is het in Europa zo, dat rosé alleen gemaakt mag worden van blauwe druiven. Het is volgens wetgeving ten strengste verboden om rode wijn en witte wijn te mengen. Alleen bij Champagne is het toegestaan om een kleine hoeveelheid rode wijn aan de witte basiswijn toe te voegen. Dat werd vroeger zo gedaan en dat gebeurt tegenwoordig nog steeds zo.
Rosé maken volgens de saignée methode
Eén van de meest favoriete technieken om rosé te maken is de saignée methode. Saignée betekent: “laten bloeden”. De wijnmaker laat het druivensap maar kort gisten met de schillen. Op die manier wordt er een lichte tot medium diepe kleur verkregen. Hoe langer de schilletjes bij de wijn blijven, hoe dieper de kleur. Daarna laat de wijnmaker het druivensap weglopen naar een andere gisttank. Dit druivensap gist dan verder tot het gewenste alcoholpercentage is verkregen. De overige wijn met de schillen wordt apart vergist en de wijnmaker gebruikt dat later om er weer rode wijn van te maken.
Het zijn eigenlijk twee vliegen in een klap. De wijnmaker krijgt hierdoor 2 verschillende wijnen, één rosé en één heel geconcentreerde rode wijn. De rosé wordt na de vergisting snel gebotteld en hierdoor is de wijn dan ook vaak beperkt houdbaar. Deze wijn is doorgaans heel zacht en vettig met weinig tannine en weinig zuren.
Donkerkleurige rosé en lichte rosé
De meeste rosé in de wereld komt uit warme gebieden. Daar schijnt de zon voldoende om blauwe druiven genoeg te laten rijpen. Voor een hete zomer ontwikkelt men frisse rosé. Denk bijvoorbeeld aan Tavel of Lirac in de zuidelijke Rhônevallei en aan de Provence. Meestal is de rosé hier droog en kruidig en wordt hij gekoeld geserveerd.
In sommige landen is het weer anders. Een trend is het om rosé te maken van witte druiven, bijvoorbeeld een rosé van Sauvignon Blanc of een rosé van Chardonnay. In nieuwe wereld landen voegen ze bij deze witte wijn een heel klein beetje rode wijn. Dus eigenlijk doet de nieuwe wereld het op de manier van Champagne. Op die manier krijg je veel verschillende soorten rosé wijnen en kan je dus niet echt op de smaak afgaan. De kennis van druiven en druivenrassen moet je dan hebben om een bepaalde smaak te herkennen.
Meer lezen over rosé wijnen en hoe rosé gemaakt wordt? Lees het dan op https://www.provenceandwine.com/en/