Mouton Rothschield heeft elk jaar een ander etiket. In de serie van Mouton Rothschild deze keer De etiketten van Chateau Mouton Rothschild, 1981
Arman nam het etiket voor het wijnjaar 1981 voor zijn rekening.
Arman(d) Pierre Frenandez is geboren op 17 november 1928 in Nice en was een Frans-Amerikaanse kunstenaar en beeldhouwer. Net als de door hem bewonderde Vincent van Gogh, die alleen met zijn voornaam “Vincent” signeerde, tekende Armand Pierre Fernandez (zoals Arman oorspronkelijk heette) zijn werk met zijn eerste voornaam “Armand”. Eind 1957 besloot hij die naam te veranderen in “Arman”.
De vader van Arman was de uit Spanje afkomstige Antonio Fernandez, een antiquair uit Nice die ook amateur-schilder, -fotograaf en – musicus (cello) was. Van hem leerde Arman zowel het schilderen als het fotograferen. Na een studie filosofie en mathematica ging Arman in 1946 naar de École nationale d’arts décoratifs in Nice. In die periode leerde hij, via een Judoschool, de kunstenaars Yves Klein en Claude Pascal kennen, met wie hij liftend door Europa trok.
De etiketten van Chateau Mouton Rothschild, 1981 Arman
In 1949 rondde Arman zijn studie in Nice af en meldde zich als student aan de École du Louvre in Parijs aan. Zijn studie was met name gericht op archeologie en oosterse kunst. In 1951 werd Arman benoemd tot leraar aan de Bushido Kai Judo School in Madrid. Hij vervulde in 1952 zijn dienstplicht en diende gedurende de Eerste Indochinese Oorlog korte tijd bij de medische troepen. Vanaf 1953 was Arman aanvankelijk werkzaam als schilder, geïnteresseerd in de abstractie, waarbij hij werd beïnvloed door de schilders Serge Poliakoff en Nicolas de Staël.
De eerste experimentele werken van Arman waren de cachets, hiertoe geïnspireerd door een expositie in 1954 van de Duitse dadaïst Kurt Schwitters, waarvan hij er enkele tijdens een solotentoonstelling in 1958 presenteerde in de Parijse Galerie Iris Clerc. De tweedimensionale met stempels gemaakte inktdruksels op papier en stof waren een groot succes en vormden de aanleiding tot een enorme verandering in zijn werkwijze.
Tussen 1959 en 1962 ontwikkelde Arman zijn herkenbare stijl met twee nieuwe concepten: de accumulation en de poubelle, die een grote publieke belangstelling genoten:
De accumulation of accumulatie was een verzameling van gewone, herkenbare objecten, die volstrekt identiek waren en in grote aantallen in een polyester of plexiglas behuizing werden gevat. In 1959 bemerkte hij bij het publiek een positieve reactie op zijn eerste accumulaties en begon hij de kracht van deze kunstuiting te zien. Vanaf 1962 ging hij de objecten lassen.
De poubelle was een verzameling uitgestrooid afval. In 1960 vulde hij Galerie Iris Clert met vuilnis, zo Le Plein creërend als een contrapunt van de tentoonstelling Le Vide van twee jaar eerder in dezelfde galerie van zijn vriend Yves Klein.
In oktober 1960 was Arman nauw betrokken bij de oprichting van de kunstenaarsgroep nieuw realisme (Nouveau réalisme) met Yves Klein, François Dufrêne, Raymond Hains, Martial Raysse, Daniel Spoerri, Jean Tinguely, Jacques Villeglé en de kunstcriticus/filosoof Pierre Restany. Later voegden ook César, Mimmo Rotella, Niki de Saint Phalle en Christo zich bij de groep.
Van informele poëzie ging hij over op Neo – dada d.m.v. een opstapelingspures , dat hij toepast zowel in assemblage van gelijksoortige voorwerpen ( mandolines, herdenkingsbeeldjes, … ), alsook in verf uit allerlei tubes, die hij als het ware bevriest door onderdompeling in perspex om, zoals Restany schreef, ” het pure en simpele bezit nemen ( opstapeling ) of de pure en simpele verwoesting in relatie tot de ondoordringbaarheid van de wereld te tonen.
Arman onderzocht in zijn werk in hoeverre het object zijn identiteit behoudt in een veranderde context. Voorwerpen zijn bepalend voor het visuele resultaat; het begon met de ‘Poubelles’, doorzichtige bakken met huishoudelijk afval. Al snel maakte hij ook opstapelingen, ‘Accumulations’, waarin gebruikte en later ook nieuwe voorwerpen in grote hoeveelheden verzameld werden. Deze werden vervaardigd in min of meer ordelijk op een vlak bevestigd of in polyester gegoten, maar ook gewoon op een stapel gestort in een (plexi-)glazen bak of vitrine.
Het vroege werk Combien de marins, combien de capitaines bestaat uit een opeenstapeling van gebruikte koffiemolens in een vitrine van plexiglas. Het werk Drugs bestaat uit volle ampullen met injectievloeistof. Het werk Argusmyope bestaat uit een opeenstapeling van brilmonturen, gegoten in plastic en het werk Quand le vin est tiré is een accumulatie met loden wijnflescapsules. Het werk De harem van kruisvaarders bestaat uit stalen sleutels en het werk Accumulatie van scheerapparaten spreekt voor zich.
Arman bleef zijn hele verdere leven bezig met het accumuleren van producten uit de overvolle consumptiewereld: camera’s, inktpotten, klokken etc. In 1961 maakt hij zijn eerste ‘colères’ of ‘déstructions’. Hij verminkte in de werken Violen in woede en L’Atilla des violons de muziekinstrumenten opzettelijk en kleefde de brokken op een beschilderd triplexpaneel. Deze ‘woede-uitbarsting’ speelt met de vormschoonheid van de violen.
De verbrijzelde stukken worden bijeengebracht in een opzettelijk bestudeerde chaos. Op die manier schiep Arman stillevens die het stempel dragen van primair geweld. Voorwerpen werden door Arman bewust stukgeslagen en de brokken werden dan gefixeerd op de plaats waar zij tijdens de ‘colère’ terechtkwamen. Arman wilde door destructie tot constructie komen.
In 1961 maakte Arman zijn debuut in de Verenigde Staten, het land dat zijn tweede vaderland zou worden. Afwisselend leefde Arman in New York: eerst in Hotel Chelsea in de wijk Chelsea (Manhattan), vanaf 1970 in een appartement in de wijk SoHo en tenslotte vanaf 1985 tot zijn dood in een eigen pand in TriBeCa, een portmanteau voor Triangle Below Canal Street, een wijk in Lower Manhattan; en in Frankrijk: eerst in Nice en vanaf 1967 in Vence. In 1972 kreeg hij naast de Franse nationaliteit ook het Amerikaanse staatsburgerschap.
Vanaf 1986 maakte Arman een serie ‘Coupes’ van kopieën van klassiek Griekse beelden in keramiek en brons, zoals Venus variumet mutabile. Arman was niet de enige kunstenaar die de assemblage in de eerste plaats hanteerde als een compositiemethode die de traditionelere werkwijzen verving. Het houten reliëf bestaande uit onderdelen van een piano van de Belg Vic Gentils staat dicht bij de assemblages van Arman waarin kapotte violen als basismateriaal gebruikt zijn.
Op het idee ‘Colères de piano’ van Arman bouwde Gentils verder om met combinaties van pianobrokstukken bekendheid te verwerven. Gentils gebruikte voor zijn beelden zgn. ‘objets trouvés’: oude lijsten, hoedenvormen, muziekinstrumenten, etc. Lange tijd ging zijn voorkeur uit naar onderdelen van piano’s, als een huldebetoon aan Bach of aan Mozart, een toccata of een fuga. Uit het hout, de ivoren toetsen, het vilt, de snaren, als materie en kleur gehanteerd, ontstaat een nieuw ritmisch geheel.
Op 22 oktober 2005 blies Arman zijn laatste adem uit in New York.
Hier een impressie van zijn werk:
De wijn
Een middelmatig wijnjaar.
Chateau Mouton Rothschild 1981 geproefd in november 2007…..
De etiketten van Chateau Mouton Rothschild, 1981
Een zeer volle kleur. Donkerrood over de gehele tong. Vol in de rand en de diepte is diepdonker. Fractie dieper dan de Leoville Las Cases 1981. (3,0)
Stal, vol met diepe kruiden. Rond en zwaar. Ragfijn, fluweel met houttonen. Erg mooi! (4,7)
Op de tong mooi rond, hout, cassis en opdronk. Intens en zeer harmonieus. Erg lekker. Sigaar ondertoon. Erg mooi; finesse. Goede tot brede afdronk. (8,5)
Erg mooie wijn. Op elk niveau (kleur, neus en smaak). Detong heeft meer finesse dan de Leoville, maar de Leoville heeft een bredere afdronk. (2,8)
Opdronk : Nu – 2011
Totaal : 19,0 punten ****½*
Proef smakelijkkk…
Chris
Je kan ons ook volgen op Facebook, Twitter of Google+ en je hoeft niets te missen!